Airborne luchtlandingen 17 september 1944. Nu 80 jaar geleden en helaas wordt er nog steeds oorlog gevoerd in de wereld, geven nog steeds mannen en vrouwen hun leven en vechten ze voor vrijheid en vrede. Er sterven nog steeds burgers; mannen, vrouwen, kinderen. Onschuldigen, jong en oud die niets liever willen dan een vredig leven, maar helaas slachtoffer worden van de waanzin van oorlog! Oorlog is een diep triest woord.
Onderstaand ooggetuigenverslag van de gebeurtenissen op deze dag in 1944 door Renkumer Stef Buddingh.
Steven (Stef) Buddingh werd op 3 januari 1935 in Renkum geboren. Groeide op, kwam in de politiek terecht en werd in 1972 burgemeester van Steenderen. Dat bleef hij tot 2000. Van 1986 tot 1988 was hij waarnemend burgemeester van Heteren. Ik leerde hem kennen toen hij na zijn pensionering in Heelsum kwam wonen. Hij wist veel over oud Renkum en vertelde daar graag over. Zeker ook over de Tweede Wereldoorlog. Op een keer vertelde ik hem dat mijn man en ik halverwege september met vakantie gingen. Hij zei: “Mieke, dat kan niet. Je moet dan over de oorlog schrijven. Zoals het hier ging. Mensen bezoeken, verhalen verzamelen en opschrijven; ze naar buiten brengen. Straks is te laat.” Ik lachte, maar hij was bloedserieus. Stef Buddingh overleed in 2014.
Voor altijd in het geheugen gegrift
"Ik weet nog als de dag van gisteren hoe voor mij die 17de september 1944 begon. Ik was negen jaar en woonde met mijn familie aan de Dorpsstraat in Renkum waar mijn ouders een bakkerij hadden. Zondags kwam mijn oom met zijn gezin, na het kerkbezoek, bij ons koffiedrinken. Zo ook die zondag. Er was al veel gedruis in de lucht waardoor ze wat vroeger dan normaal naar huis gingen. Mijn oom - Dirk Dorrestijn van de boerderij Klein Amerika – zei bij het weggaan ‘Als het benauwd wordt in Renkum kom dan maar naar ons toe’.
De boerderij lag aan de Renkumse Heide. Rond 14.00 uur zagen we Duitsers in paniek vluchtten. Ze vroegen de weg naar de ‘heimat’ en voor het eerst logen we niet, maar wezen we richting Arnhem. We klommen op het dak van het huis en zagen viermotorige vliegtuigen met zweefvliegtuigen op sleeptouw. Boven de Rijn werden de kabels gelost en de gliders zweefden richting Renkumse Heide. We zagen parachutes opengaan in diverse kleuren. Kaki voor de manschappen, rood voor munitie, wit voor verbandmiddelen en blauw andere zaken zoals voedsel. Ome Dirk belde om te vertellen dat de geallieerden waren geland. Even later reed er een jeep met Engelsen door de Dorpsstraat en allemaal hossende Renkumers erachter aan. Iedereen dacht dat we bevrijd waren. De politie zei dat ze naar binnen moesten omdat de Engelsen niet zouden blijven. Maar mensen stonden elkaar op de schouders te kloppen en vierden 'de bevrijding' uitbundig. Er kwamen Duitsers die riepen dat ze in de bomvrije ruimten moesten gaan. Ze schoten enkele keren in de lucht en daarop vloog iedereen naar binnen. Als kind voelde je de spanning heus wel aan. ’s Nachts gingen we de schuilkelder in en bleven de dag erop er ook. Mijn vader ging kijken hoe het was op het moment dat de winkelruit stuk geschoten werd. Ik ging boven kijken. Gerard ten Hope; de bewoner van villa Margaretha tegenover ons, zat op een bankje voor het huis. Er stond een mitrailleur opgesteld waarmee soms wat salvo’s werden afgevuurd. Als dat gebeurd was gingen de soldaten bij Gerard op het bankje zitten. Wat een gekke toestand hè? De dinsdag die volgde zijn we geëvacueerd. Toen we na de oorlog terugkeerden, lag alles in puin en begon het opbouwen. De saamhorigheid van de mensen is me ook altijd bijgebleven.
De oorlog betekent veel in mijn leven. Het zit me in het bloed!”