Jannes
“Kijk uit je doppen idioot.”
Een damesschoen priemde de geknielde man pijnlijk in de zij. Jannes vergat het zwart/witte katje dat op het trottoir speelde en ervoor gezorgd had dat hij verrukt was neergeknield. De glimlach zweemde nog rond zijn mond toen hij opkeek. De fletsblauwe ogen in het gezicht keken zo mogelijk nog verbaasder dan normaal. Wat had hij verkeerd gedaan?
“Je moet uitkijken, ik was bijna over je gestruikeld.” Veronderstel, dacht Edna met een woedende blik op het logge gestalte voor haar. Zij, de vrouw van de dorpsdokter, vallen over die stomme dorpsgek. Het beeld dat voor haar ogen opdoemde van vlekken op haar roomkleurige winterjas en ladders in haar panty, bezorgden haar rillingen. Ze drukte haar hand tegen de borst en zuchtte een zielig snikje voor ze, na een laatste woedende blik op de 'boosdoener', haar pad vervolgde. Strooizout knerpte onder haar pumps. Ze liep voorzichtig, want ondanks dat de trottoirs bestrooid waren, was het toch glibberig omdat er verse sneeuw gevallen.
Het katje was geschrokken en bliksemsnel vanaf het trottoir tussen de naastgelegen struiken verdwenen. Jannes voelde aan de zere plek in zijn zij toen hij opstond. “Poes weg,” zei hij teleurgesteld en wreef zorgvuldig zijn handen over elkaar om het bruine, natte vuil ervan af te poetsen voor hij ze droogde aan zijn broek. Hij boog zich voorover om zijn broek te bekijken.
Ten hoogte van de knieën waren de broekspijpen nat, zag hij. Hij voelde eraan. Bah...koud!
“Hé, je staat me in de weg. Ga aan de kant.” Het klonk geërgerd. Met de handen nog op zijn knieën keek Jannes op. Zijn gezicht spleet open in een lach, toen hij de man voor hem herkende. Snel stond hij recht en priemde zijn vuile wijsvinger naar de glimmende ambtsketen op de borst van de man en trots dat hij wist wie daarbij hoorde riep hij uit: “Dag burgemeester.” Maar deze had haast en zeker geen zin om zich door Jannes op te laten houden. Hij kwam hem met regelmaat op straat tegen. Door het dorp zwervend. Een volwassen kerel met het verstand van een kind. Het zou beter zijn de man in een instelling te plaatsen, dacht hij, terwijl hij zonder groeten haastig verder liep. “Dag hoor, burgemeester”, zwaaide Jannes naar de verdwijnende rug. Hij keek om zich heen. Er waren veel mensen op straat. Waar gingen ze naartoe? Jannes wilde het weten en nieuwsgierig volgde hij de stroom mensen.
Een sneeuwbal trof hem in de nek. Hij voelde het koude vocht zijn kraag inlopen. “Achterlijke Jannes, achterlijke Jannes”, klonk het treiterig. De man keek naar de lachende gezichten van de kinderen die de sneeuwbal gegooid hadden en lachte vrolijk met hen mee. Hij vond het fijn als kinderen plezier hadden. Opgewekt stapte hij de dorpszaal binnen. Iedereen ging daar naar toe, dus Jannes ook.
De zaal was in kerstsfeer gebracht. Klokken, kerstballen, engelen, dennengroen en nog veel meer. Jannes werd onweerstaanbaar aangetrokken tot de grote kerstboom in de hoek van de zaal. Met open mond staarde hij naar de stralende lichtjes in de boom. Het leken wel sterren.
“Mooi, hè Jannes”, klonk een warme stem achter hem. Het was pastoor Bredeman. Jannes was blij hem te zien. Bredeman had altijd een vriendelijk woordje voor hem en joeg hem nooit weg als hij naar de mooie beelden in de kerk ging kijken. Het fijnste vond Jannes het als de pastoor hem koffie gaf in de pastorie en dan verhalen vertelde. Alleen aan hem. Hij luisterde dan ademloos. Jannes lachte bij de herinnering. “Mooie verhalen, hè pastoor.”
Deze keek vertederd naar de kinderlijk verrukte uitsdrukking in het ronde gezicht waarin schuinstaande ogen straalden. Zijn blik gleed naar beneden en zag de vochtige kraag en natte broekspijpen. Bredeman glimlachte en tikte Jannes zacht tegen de borst. “Heb je het niet koud zonder jas Jannes? Nee? Nou, ik zie anders aan je rode neus dat je best wat warmte kan gebruiken. Kom, dan gaan we een lekkere mok warme chocolademelk drinken.”
Terwijl de twee zich richting bar begaven, bemerkte Bredeman tot zijn ergernis dat de meeste aanwezigen Jannes ontweken. Hijzelf werd van alle kanten toegeknikt, maar de 'dorpsgek' werd genegeerd. Dat was de makkelijkste manier. Het was geen onwil, de meesten van hen wisten niet hoe ze met Jannes om moesten gaan. Alsof die goeierd er iets aan kon doen dat hij anders was, dacht de pastoor. Het was net een groot, blij kind. Jannes was dankbaar voor alles wat het leven hem gaf, ook al leek dat soms bitter weinig. Hij vond iedereen aardig en had totaal geen vooroordelen. En dat wordt dan een simpele ziel genoemd, dacht de pastoor.
“Wat doen ze”, vroeg Jannes met een knikje naar het groepje mensen voor het podium. Zijn handen omvatten de stenen beker vol chocolademelk alsof het een kostbare schat was. “Er is vanavond een wedstrijd. Het gaat erom wie het mooiste kerstverhaal kan vertellen”, antwoordde Bredeman. “Mooie verhalen”, straalde Jannes.
De pastoor zocht een goed plaatsje op voor hen beiden, vlak bij het podium zodat Jannes alles goed kon volgen. Boer Gijssen stond als eerste op het podium. Het was een man van aanzien. De zware gouden horlogeketting schommelde op zijn ronde buik heen en weer. Gijssen stak de duimen achter de broeksriem en begon zijn verhaal. Hij beschreef omslachtig een grote boerenhoeve met daaromheen uitgestrekte landerijen. De boer die er woonde was rijk, zo vertelde hij met een trots die deed vermoeden dat hij de persoon in het verhaal aan zichzelf gespiegeld had. De hoofdrol in het vertelsel was voor een kerstboom. Natuurlijk de grootste, de mooiste en de duurste in het gehele dorp. Fijne zilverdradige engelenharen, gouden kerstballen en kerstslingers van glimmende stenen. Boer Gijssen pochte en pochte. De pastoor zuchtte.
Achter een lange tafel voor het podium zetelde de jury. Deze bestond uit de burgemeester, een wethouder, de redacteur van het clubblad van de plaatselijke gymnastiekvereniging en het hoofd van de dorpsschool. Na het eerste verhaal knikten ze wijs en goedkeurend.
De tweede kandidaat was Edna. Wat nerveus stond ze achter de microfoon. Zag ze er goed uit? Snel duwden haar gelakte vingernagels een lokje van het kapsel op de juiste plaats en plukten een denkbeeldig pluisje van haar japon. Ze mocht gezien worden. Als doktersvrouw stond ze toch wel wat hoger op de maatschappelijke ladder dan de huissloofjes die getrouwd waren met de werklieden uit het dorp, vond Edna. Haar schelle stem schetterde door de zaal terwijl ze haar kerstverhaal vertelde. Ze verhaalde over een prachtige jonge vrouw die getrouwd was met een voorname heer. Het echtpaar gaf een diner voor de gehele familie. Onder de kerstboom in de huiskamer lagen talloze kerstcadeaus. Ieder pakje was voorzien van een naam; voor elke gast was er een cadeau.
De gastvrouwe zag de berg cadeaus slinken, maar kon nergens een pakje met háár naam er op ontdekken. Toen alle pakjes op waren, was zij de enige die met lege handen stond. De tranen brandden, maar ze hield ze met alle geweld tegen. Veronderstel dat haar mascara zou uitlopen, ze zou doodgaan van schaamte. Edna drukte met theatraal gebaar haar hand tegen haar zwoegende boezem om haar woorden kracht bij te zetten. De juryleden keken geboeid toe. Haar verhaal kreeg een wending toen ze haar verhaal hervatte en vertelde dat de echtgenoot zijn vrouw een kerstbal in de kerstboom aanwees. Op de glimmende bol stond haar naam. Hoe blij was de dame toen ze ontdekte dat de bol uit elkaar kon en in een van de helften een prachtige gouden ring lag.
“Het mooiste sieraad, voor een fantastische vrouw”, besloot Edna met omfloerste stem. Haar hand was nog steeds tegen haar boezem gedrukt. Met een ietwat schuin hoofd waardoor er een krullende blonde lok over haar wang viel, keek ze glimlachend naar de jury.
De heren grijnsden schaapachtig en knikten. De pastoor zuchtte. De ene kandidaat na de andere vertelde zijn of haar mooiste kerstverhaal. Ze gingen over hebben, houden en bezitten. De jury bleef knikken, de pastoor sloeg zijn ogen ten hemel en was blij toen er een pauze werd aangekondigd.
“Wanneer komt het mooiste verhaal”, vroeg Jannes hem zachtjes. Bredeman was zijn aanwezigheid al bijna vergeten. Hij keek peinzend naar lieve reus naast hem. In zijn ogen verschenen pretlichtjes. “Durf jij jouw mooiste kerstverhaal te vertellen Jannes? Je weet wel, dat verhaal waar je gisteren toen ik het vertelde om moest huilen, omdat je het zo mooi vond? ”. Het hoofd naast hem schudde heftig. “Nee! Dat mag ik toch niet”, zei Jannes met een wijds gebaar naar zijn aanwezige dorpsgenoten. ,,Dat zullen wij wel eens zien”, antwoordde Bredeman grimmig terwijl hij naar de jurytafel liep. “Jannes wil ook deelnemen aan de wedstrijd”, zei hij vastberaden. Verblufte gezichten.
“Jannes? Dat lijkt me niet zo een goed idee”, stamelde de burgemeester. “Meneer pastoor, met alle respect, maar moet u eens luisteren. Je moet toch wel iets in je mars hebben om een goed verhaal te vertellen, zeker in het openbaar.” Hij keek naar de andere juryleden alsof hij bij hen steun zocht toen hij herhaalde: “Het is niets voor Jannes. Nee, dat lijkt me echt geen goed idee.” Het werd niet gezegd, maar de gezichten drukten allen hetzelfde uit; ‘We willen geen achterlijke op het podium’.
“In de voorwaarden staat dat iedereen aan deze wedstrijd mag meedoen èn dat deelnemers zich ten alle tijden kunnen inschrijven”, zei de pastoor gevat en vervolgde vastberaden:“Ik neem aan dat de jury niet zo dom is om zich niet aan de regels te houden? Dat zou wel erg amateuristisch overkomen ”
De jury konden hier niet veel tegen inbrengen zonder gezichtverlies te lijden, dus werd Jannes met tegenzin als kandidaat ingeschreven.
“We zetten hem dan wèl als laatste deelnemer op de lijst”, sneerde de directeur van de dorpsschool en terwijl hij samenzweerderig naar de burgemeester knikte besloot hij mompelend: “Ondertussen kunnen wij dan vast in beraad gaan.”
Na de pauze vertelden nog enkele dorpelingen hun verhalen, bleef de jury knikken en klonken de zuchten van Bredeman bijna wanhopig. Met een ruk van zijn hoofd richting podium, gaf de burgemeester aan dat Jannes aan de beurt was. “Je kunt het,”fluisterde Bredemans in zijn oor voor hij de man een vriendelijk zetje gaf. Jannes liep langs de jurytafel. Deze had de hoofden bij elkaar gestoken en waren in overleg. Jannes stapte op het podium. Aarzelend...alsof hij verwachtte dat hij zou worden tegengehouden en er gezegd zou worden, dat hij daar niet heen mocht. Gelach klonk in zijn oren. Zijn vingers friemelden zenuwachtig en onrustig keek hij de zaal in. Zijn ogen vonden het gezicht van de pastoor. Deze knikte hem bemoedigend toe. Denk aan jouw mooiste kerstverhaal. Vertel het ze maar, leken zijn ogen te zeggen. Jannes slikte, trok zijn afzakkende broek op en pakte met twee handen de microfoon vast. Zijn eerste woorden klonken aarzelend, maar al snel ging hij op in het verhaal en vulde zijn gevoelig donkere stem de gehele zaal.
Hij vertelde een oud verhaal, over de barre tocht van een man en een hoogzwangere vrouw, die wanhopig op zoek waren naar een warme plek om te overnachten. Het duurde even voordat zijn woorden doordrongen tot het publiek, dat zich tot dusverre niet voor het optreden van de dorpsgek geïnteresseerd had. Het geroezemoes verstomde, zelfs de juryleden staakten hun overleg. Het werd stil…doodstil.
Iedereen luisterde geboeid naar het kerstverhaal dat Jannes vertelde.
“Ze klopten overal aan. Maar nergens was er plaats voor hen. Uiteindelijk vonden ze onderdak in een armoedige stal in Bethlehem...”
* tekst Mieke Mintjes
* foto Jan Boelens