Laatst wandelde ik door een laan vol naakte zilverberken
peinzend hoe of het zou zijn breekbaar in de wind te staan
Ik vroeg de bomen mij te zeggen wat het geheim was van hun bestaan
ze fluisterden Het valt niet mee om dat zo even uit te leggen
na jaren stormen af te weren groeiden onze takken krom
Ze kraakten moe verloren moed
konden geen zomers meer trotseren
nu staan we glanzend maar vooral met wankele grip te wachten op de laatste winternacht waarin de vorst ons vellen zal
Mijn zwijgen weende zacht om het beeld van hun vergaan
maar ook vanwege het verdriet
waarmee ik aan mijn vader dacht
Gedicht door kunstenaar Albert Ziëck in kunst opgenomen
Reactie plaatsen
Reacties